De doelstellingen:
  1. Een brede publieke belangstelling wekken voor de maatschappelijk geëngageerde podiumkunsten anno 2017 (verbreding cultuurbereik)
  2. Het stimuleren van de actieve cultuurparticipatie, de amateurkunst en de emancipatiebewegingen (cultuurparticipatie).
  3. Landelijke publieke belangstelling wekken voor Deventer als evenementenstad (cultuurtoerisme). 


foto_brecht0002.jpg


































    Ingezonden verhalen over het spelen van Brecht:

    Door de Deventenaar Johan van Veen, het speelt in 1992, Johan van Veen was toen rector van het Praedinus Gymnasium in Groningen.

    BRECHT OP SCHOOL
    “Akkoord, jullie voeren de Dreigrosschenoper op. De regisseuse regelt samen met mij de schouwburg. En als ik verder iets moet doen, dan hoor ik het wel.” Zo gingen we die vrijdag, ongeveer een jaar voor de lustrumuitvoering uit elkaar.

    Daarna begonnen de repetities. Eerst op de vrijdagavond. En zodra de uitvoering dichterbij kwam, zouden ook de andere dagdelen van het weekeinde aan bod komen. Toen de tekst er eenmaal inzat, werd het tijd voor de muziek.

    Gewapend met de in Alkmaar gekochte auteursrechten, reisde op een winderige zaterdag een delegatie af naar Antwerpen. Daar zouden de muziekrechten van Weil worden gekocht. En dat liep helemaal mis. De maandag erop kreeg ik het verhaal te horen.

    - “We krijgen de muziekrechten niet, omdat we de verkeerde auteursrechten hebben gekocht.” - “De verkeerde auteursrechten? Jullie hebben die rechten toch al in Alkmaar gekocht?” - “Ja, maar het bureau in Antwerpen zegt dat de erven Brecht ruzie met elkaar hebben. Hoe konden wij dat nou weten? En omdat wij de rechten niet van de uitgever hebben gekocht, willen ze ons de muziekrechten niet verkopen. En de uitvoering is al over drie maanden!”

    Driepaar radeloze ogen keken mij aan. “En de regisseuse?,” probeerde ik. Mismoedig werden de hoofden geschud. “Ze heeft geen tijd,” zei de voorzitter. “Maar u, u bood toch uw hulp aan? Kunt u niet helpen?” De zo-even nog radeloze ogen lichtten op. “U spreekt toch goed Duits, u kunt toch naar de uitgever bellen en de boel in orde maken?

    Zeg dan maar eens nee. Ik beloofde mijn uiterste best te zullen doen. Opgelucht verlieten ze mijn kamer. Verlost van hun probleem, dat nu op mijn schouders drukte.

    Zorgelijk kijkend kwam ik op de kamer van mijn drie collega’s. “Problemen?” luidde de vraag. Ik knikte en vertelde het verhaal. “In het slechtste geval voeren we het stuk clandestien op,” opperde ik. “Daar zou ik niet zo makkelijk over denken,” antwoordde één van de collega’s. “De boetes zijn niet mals.” Het zweet brak me uit. De toneelclub was al over de helft. De boel afblazen was onmogelijk.

    “Maar weet je dan niet, dat Nederland volgend jaar het themaland van de Buchmesse is?” vroeg één van de collega’s. “Ja, nu je het zegt”, antwoordde ik. “Maar wat moet ik daarmee?” “Weet je dan niet, dat mevrouw Sarkar, de moeder van Manik, daar fungeert als ambassadrice van de Nederlandse literaire wereld?” “Nee, hoe moet ik dat nou weten, “ luidde mijn antwoord. “Ik zou haar maar eens bellen”, was het dringende advies.

    En dat deed ik. En met resultaat. Want mevrouw Sarkar had toevallig over ruim een week een lunchafspraak in Frankfurt, met de uitgever. En tijdens die lunch bracht ze de kwestie ter sprake. De uitgever kon natuurlijk geen nee zeggen. En nog geen week na haar thuiskomst ontving ik een grote enveloppe met daarin de officiële Erlaubnis, met handtekening en stempel, om het stuk eenmaal voor een besloten gezelschap op te voeren.

    En zo werd Brecht gered door het netwerk van de particuliere sector.